#Doen!
Gloedvolle betogen, gemeende complimenten en steuntjes in de rug werden over ons uitgestort. Ik begon al gauw wat ongemakkelijk te schuiven in mijn stoel: hier kwam ik niet voor, bij de ‘inspiratiedag’ van mijn huidige school. Want ja, natuurlijk is het allervriendelijkst als mensen jou en je collega’s complimenteren met de inzet, maar het heeft ook iets ongemakkelijks.
Deel deze pagina:
#Laat je inspireren door een leermeester
Pas na de pauze werd ik echt warm. Bij het volgen van een workshop ‘activerende werkvormen’ hadden we een enthousiasmerende voorganger/ docent. Indachtig de woorden van Julius Caesar (‘De praktijk is de leermeester van alle dingen’), liet hij ons – stuntelende collega’s – de werkvormen zelf doen, alsof wij de leerlingen waren die door de klas krioelden. Dat was een beetje ongemakkelijk – de meeste juffen en meesters vertellen liever ánderen wat ze moeten doen – maar het was leerzaam, dynamisch en soms erg grappig omdat we met de spreekwoordelijke billen bloot moesten. In drie kwartier onderwierpen we ons aan een stuk of tien werkvormen, waarvan de meeste werden gekoesterd als nieuwe aankopen en leken ook direct toepasbaar.
De volgende ochtend begon ik om 8.30 uur, het tijdstip waarop mijn pubers nog slaperig in hun bank hangen, met zo’n activerende werkvorm bij de rekenles. Toen ik vertelde dat ik op cursus was geweest en iets lekker actiefs had geleerd, maakte de aanvankelijke ‘de-meester-is-weer-eens-gek-geworden-gedachte’ al snel plaats voor: ‘O jee, we moeten echt aan de bak.’ Dat klopte: leerlingen mochten kriskras door elkaar lopen en op mijn signaal stopten ze tegenover een medeleerling. Zo moesten ze elkaar beurtelings, als in een tenniswedstrijd, bestoken met rekenopgaven met een bepaalde som. Ondanks enkele haperingen gebeurde waar ik op hoopte: er werd gelachen, leerlingen deden hun best, stimuleerden en corrigeerden elkaar én ze waren direct ‘rekenwakker’.
Ander voorbeeld: toen ik na ruim twintig jaar afwezigheid als herintreder terugkeerde in het onderwijs, meldde ik me eerst aan als vrijwilliger aan op een binnenstadschool (bij een invalpool waar ik me ook had aangemeld, kreeg ik het advies om eerst twee jaar naar school te gaan om weer ‘lesbekwaam’ te worden). Ik vroeg de directeur of ik een week lang mocht meekijken, achterin verschillende klassen. Daar zag ik hoe hedendaagse juffen en meesters lesgeven. In de meeste gevallen keek ik vol bewondering hoe de vaklui lastige situaties oplosten, creatief gebruikmaakten van het digibord en wat ze allemaal uit de kast haalden om breuken uit te leggen.
In een enkel geval zag ik ook: dit komt totaal niet over, zo zou ik het niet doen. Na die ‘kijkweek’ vroeg ik aan een vrolijke juf of ik zelf een aardrijkskundeles met veel toeters en bellen in haar klas mocht geven. Dat gebeurde, en het ging zeker niet perfect. Maar dankzij al die praktische handvatten die ik in mijn kijkweek had gezien en opgeslagen, voelde ik me comfortabel genoeg om bijna direct live toe te passen wat ik had geleerd van mijn leermeesters.
Nou wil ik niet pleiten voor alles klakkeloos kopiëren wat die ouwe Julius ooit heeft bedacht – het over de kling jagen van complete bevolkingsgroepen moeten we maar achterwege laten –maar je laten inspireren door een leermeester en vervolgens ‘zelf doen!’, dat is volgens mij tijdloos.
Leo van Marrewijk (1965) was in de jaren 80 en 90 ruim tien jaar leerkracht. Na een carrière in de journalistiek keerde hij in 2020 terug voor de klas. Als ‘midlifemeester’ schrijft hij over zijn onderwijsavonturen.